Winkelcentrum ‘In de Banne’ gaat sluiten. Om de hoek staat een nieuw gebouw: het Bannecentrum. Weinig mensen zullen de verhuizing erg vinden; ‘In de Banne’ heeft de allure van Sovjetwarenhuis. Treuriger wordt het niet.
Toch krimpt mijn hart een beetje. Naast het winkelcentrum staat een flat. Volgens mij zijn ze tegelijkertijd gebouwd. Toen ik een jaar of zes was verhuisde mijn opa en oma naar deze flat. Vanaf hun balkon op de vijfde verdieping keek je op het winkelcentrum neer. Ik herinner me vooral dat we Chinees gingen halen, en dat we dan naar mijn oma op het balkon zwaaide. Mijn opa ging dood, mijn oma verhuisde mijn ouders achterna naar een dorp, en keerde tien jaar later weer terug naar de flat om ook spoedig te sterven. Sindsdien kijk ik alleen nog omhoog.
Maar nu het nog kan wil ik de Chinees nog eens van boven zien. Ik vraag wat mensen of ze in de flat wonen .Na lang wachten vind Nel het niet zo erg als ik even mee naar boven loop . Als mijn zoon het maar niet hoort, dan zegt hij dat ik zeker gek aan het worden ben. Tien jaar geleden is Nel hier, na haar scheiding, gaan wonen. Ze verteld dat ze op haar vierenzeventigste is gescheiden van die slome duikelaar, en er geen moment spijt van heeft gehad.
Ze woont op vierhoog, en als ze de sleutel in het slot steekt bedenk ik dat ze aan de verkeerde kant van de flat woont. Nel wil me alles laten zien, te beginnen met haar slaapkamer en badkamer. ‘Herken je het nog? Kijk dit is de wasmachine, die gebruik ik niet vaak want ik ben maar alleen. Ik zal je het balkon laten zien. En herken je dit? O, je kan de Chinees hier niet zien. Kijk daar in de verte, straat oversteken en de hoek om, daar moet ik nou helemaal naar toe voor de apotheker. Kom ik zal je mijn badkamer laten zien. Kijk dat is mijn wasmachine. Wil je wat drinken? Je mag die fles cola ook wel meenemen. Hier, dit zijn mijn kleinkinderen, die jongen is dol op me. Hoe heet ie ook al weer? Met Pasen ga ik naar mijn zoon in Arnhem, wordt ik met een deelbusje opgehaald. Vaak zit die slome duikelaar er ook in, hij zegt nooit wat, de chauffeur denkt de hele weg dat we elkaar niet kennen. Met mijn dochters heb ik geen contact, ik weet ook niet waarom. Overdag ga ik naar het Schouw, daar doen we spelletjes en knutselen. Kijk, ik spaar van die huisjes. Leuk toch? Ik zal je het balkon laten zien. Nu ga ik de boterham die ik mee heb gekregen opeten, heb ik dat ook gehad. Kom je die foto’s nog eens laten zien. Niet aan mijn zoon vertellen hè? Die denkt dat ik gek wordt.’
Dag oma, dag Chinees, dag ‘In de Banne’.
noord