Ik:’Mag ik een foto maken?’
Hij: ‘Ja, eh.’
Ik: ‘Heb ik laatst niet ook een foto van je gemaakt, zat je onder dat tunneltje een paar straten verder.’
Hij: ‘Ja, kan wel.’
Ik: ‘Zit je hier vaak te chillen?’
Hij: ‘Ja, beetje jonko roken… Mooi man, foto’s maken.’
Ik: ‘Woon je in de buurt¬?’
Hij: ‘Nee, in de Rivierenbuurt, bij mijn zus. Ik heb ruzie met haar. Ze beheert mijn geld… Zij heeft ook een camera.’
Ik: ‘Je moet geen ruzie maken met familie, ze bedoelt het vast goed.’
Hij: ‘Ze bemoeit zich overal mee sinds ik vrij ben… Ze maakt altijd van die rechte foto’s, jij gaat scheef staan enzo.’
Ik: ‘Was je opgesloten?’
Hij: ‘In Haarlem, in een psychiatrische inrichting. Verkeerde dingen gedaan. Ik rookte te veel wiet.’
Ik: ‘Klote. Gaat het nu goed, doe je een opleiding?’
Hij: ‘Nee man, school zuigt man… Ze moet ook eens scheef gaan staan, krijgt ze betere foto’s.’
Ik: ‘En je vrienden, hang je daar mee?’
Hij: ‘Ik heb geen vrienden meer, die zijn bang voor me… Ik steek je zo dood, man!’
Ik: ‘Hé, zie je. Later.’
Ja, beetje jonko roken…
…, zat je onder dat tunneltje een paar straten verder.
